Ik zit in de trein van Utrecht naar Hoofddorp. Mijn overbuurvrouw zit verdiept in haar telefoon. Oortjes in en de gehele reis dwaalt haar blik geen seconde weg van ladingen filmpjes. Bij de deuren staat een tienerjongen, geheel in het zwart. Hij praat via zijn oortjes. Ondanks dat hij helemaal bij de volgende uitgang staat, weet ik nu dat hij te ver weg van het station in Hoofddorp woont om van daar naar huis te kunnen lopen.

Op Schiphol stroomt een verse lading medemensen naar binnen. Een vrouw met een rolkoffer zet zich neer op het klapstoeltje schuin aan de overkant. Zodra ze zit, graait ze driftig in haar koffer. Gevonden! Het blijkt haar bril te zijn die ze nodig heeft om zich achter het scherm van haar telefoon te kunnen nestelen. Naast mij, aan de andere kant van het glas, is een stewardess komen zitten. Haar helblauwe pak verraadt haar werkgever. Het is dat mijn bril nog geduldig in mijn tas ligt te wachten, anders had ik haar appjes door het glas mee kunnen lezen.

Twee klapstoeltjes verder aan mijn mijn rechterkant zit een wat oudere mevrouw met een tas op haar schoot. Zij is de enige die niet gebiologeerd met haar telefoon bezig is. We zitten echter zij aan zij, dus oogcontact is onmogelijk.

#Doeslief! Hoe dan?