Iedereen die mij een beetje kent, weet dat ik een haat-liefde relatie heb met de herfst.

Zo kan ik intens genieten van de prachtigste kleurschakeringen. Ben ik dol op de geur van nieuwe aarde. Aarde die ruikt als de verzamelde kastanjes en eikeltjes in je plastic tas voor de herfsttafel op school. En word ik blij van de bladerhopen waar je zo heerlijk met je laarzen  doorheen kunt struinen.

Aan de andere kant staat deze tijd voor duistere gedachtes. Gedachtes die ik tijdens de andere jaargetijden grotendeels weet te beteugelen. Deze dartelen in de herfst als vrolijke blaadjes naar hartenlust rond in mijn wattige hoofd. Ze zorgen voor chaos, warrige dromen en een onbestemd gevoel.

Om mij heen zie ik overigens steeds minder blaadjes op straat liggen. In netjes aangeharkte tuinen en parken worden ze met verve weggevaagd door het jankende geluid van bladblazers.

Ik snap het wel. Ik zou ook maar wat graag met zo’n bladblazer al die half rottende blaadjes in mijn hoofd wegblazen en het glimmende zwarte wegdek eronder tevoorschijn toveren. Dat super gladde asfalt waar ik al sportief skatend mijn weg voorwaarts op kan vervolgen.

Maar misschien is het juist de bedoeling om even niet vooruit te sjezen. Om even stil te staan en de verontrustende bladeren de tijd te geven om de bodem waarop je staat weer te voeden. Om van dat pad af te stappen en weer even te herijken (of is her-eiken een beter woord?). Te bedenken waar naartoe je eigenlijk op weg bent.

En dat voelt wiebelig. Zeker met die wieltjes onder je voeten. Die doen het nou eenmaal niet zo goed op een sompige ondergrond. Je loopt zelfs de kans om vast te lopen of eens goed op je snufferd te vallen. Maar ja, is dat nu echt zo erg in zo’n berg voedzame herfstblaadjes?

P.s. Als je dan toch de tijd neemt om van het geplaveide pad af te stappen, ik vind deze tekst van George Monbiot (duurt 21 minuutjes en is te luisteren via De Correspondent) een mooie geestverruimer. Eentje die prima past bij vallende herfstblaadjes en nieuwe vruchtbare bodems.