Op het terras van een Italiaan – eentje waarbij Gordon Ramsay zijn vingers zou aflikken en niet vanwege de kwaliteit van het eten – worden we verblijd met de prachtige zangstem van een ondergewaardeerd hippie meisje en de aanwezigheid van een dronken zwerfster.

Wanneer de laatste te dichtbij komt, snelt de baas van de tent op haar af en probeert haar om te kopen. Eerst met brood, vervolgens met een drankje van de zaak en tenslotte met een portie spaghetti. Bij die laatste poging gaat het echt mis. De zwerfster is niet te vermurwen en vindt echt dat ze best op ons terras aanwezig mag zijn om van de muziek te genieten en en passant een beetje te bedelen. De restaurant eigenaar vindt het echter genoeg. Er wordt gevloekt en getierd. Er vliegt spaghetti door de lucht en het volgende wat we zien is de zwerfster met een Trump-oranje gezicht.

Op ons terras wordt geklapt en gezwegen, aangegaapt en de andere kant op gekeken. Ook het hippie meisje weet niet zo goed wat te doen en tokkelt verdwaasd verder op haar gitaar. Als ze haar gedachten weer op orde heeft zet ze extra hard in en volgt een Titanic-achtige scene. De politie komt erbij en een jong stel op het terras bemoeit zich er iets te graag mee; de zwerfster was natuurlijk de aanstichtster van al het kwaad.

We proberen snel af te druipen. Flabbergasted lopen we terug naar huis. Dat was best schamend (woord geïntroduceerd door mijn puber dochter wat aangeeft dat iets toch echt niet kan). Maar schamend voor wie? Had ik eigenlijk iets kunnen of moeten doen? Misschien de restaurant eigenaar te hulp schieten bij zijn eerdere pogingen. De zwerfster toen ze de lading spaghetti over zich heen kreeg. Of ik had op zijn minst mijn mede terrasgenoten kunnen zeggen dat het echt niet oké is om te klappen als een mens tot op het bot wordt vernederd. Maar ik deed helemaal niets. En dat vind ik eigenlijk weer schamend van mezelf.