Aan de wandel in Oostenrijk. Door hevige regenval is een overgang totaal onbegaanbaar. Een bulldozer is druk bezig om de waterbuizen onder de overgang weer benaderbaar te maken voor het wassende water. Voorlopig vliegt het er nog met hectoliters tegelijk overheen.

De jongste is al na twee secondes stroomafwaarts op zoek naar een andere oversteek. Heeft al twee keer midden tussen de verschillende stromen gestaan klaar om over te steken, ware het niet dat moi – zijn moeder – hem waarschuwt voor falende pogingen en in ieder geval natte voeten en misschien wel een nat pak (en zo warm is het nu ook weer niet om met dat natte pak de rest van de wandeling comfortabel af te kunnen maken).

Manlief is als tweede tussen de stromen. En ja hoor er is een oversteek mogelijk. Weliswaar met natte voeten, maar het kan! Na eerst een vijftal medeweggebruikers naar de overkant te hebben geholpen belanden ze hop zelf aan de overkant.

De oudste en ik hebben dat zo eens aan staan kijken. Totdat we het zat zijn en onze ongeduldige aard ons naar de oorspronkelijke overgang verleidt. En ja, er komt veel, heel veel water overheen. Maar hoe diep kan dat zijn? Dat kunnen onze ‘prachtige’ bergschoenen toch prima händelen. Dus hup, hup, hup in drie tot vier stappen naar de overkant. Het water klotst natuurlijk over de rand van die mooie schoenen en dus zijn ook wij met natte voeten aan de goede kant van het pad terecht gekomen.

Toen moest ons hertje nog. Diegene met de grootste mond. Die aan alle kanten alle grenzen opzoekt. Behalve dan de grenzen van het wassende water. Wat heeft ie staan weifelen daar midden in de stroming. Moest ie nu wel of niet doorzetten, of toch maar terug? Na eindeloos wikken en wegen, belandt ook hij – met droge voeten – aan de overkant.