Een snijdend oostenwindje doet spontaan de tranen over mijn wangen rollen. Ik ben op weg naar de supermarkt om geld voor onze hulp te halen. Al vijftien jaar is ze er trouw elke week. Een wijze en bijzondere vrouw die me altijd weer met beide benen op een andere grond zet.

Ik begon mijn dag best somber. Dat de dagen voorbij vliegen. De nachten lang, donker en eenzaam zijn. En dat ondanks het prachtige herfstweer ik ontzettend onrustig, moedeloos en verward ben. Nergens zin in. Zelfs niet om naar buiten te gaan of in de tuin te wroeten. Geen enkele inspiratie om te schrijven. Ik lijk wel een bodemloze opgedroogde put. En als er dan een onderwerp voorbij schiet, hoor ik mijn innerlijke stemmetjes: ‘Daar heb je het toch al eens over gehad. Wie interesseert dat nou. Nee, dat gaat zoden aan de dijk zetten.’ Niet grappig. Het lijkt ook elk jaar rond deze tijd erger te worden. Ik probeer me er niet meer zo tegen te verzetten. Kennelijk hoort het erbij, voor mij.

Ik word uit mijn moedeloze gemijmer gehaald door haar komst en we drinken zoals elke donderdag een bakkie koffie. En dan komen de verhalen. Over Indonesië, over Holland, over haar gezin, over haar eigen zielenroerselen.

Haar zus in Indonesië heeft hulp nodig. En dus stapt ze volgende maand in het vliegtuig samen met haar man. Het verhaal vliegt van hot naar her. Van familie die misschien niet zo handig met geld om is gegaan naar diezelfde familie die zo goed voor haar gezorgd heeft toen ze nog in Indonesië woonde. Toen vingen zij maar mooi haar kinderen op, zodat zij haar eigen centen kon verdienen.

Over haar relatie met haar man. Die ze nog niet zo goed kende voordat ze kinderen van hem kreeg. Over haar kinderen die soms in wel zeven sloten tegelijk lijken te lopen, maar er altijd weer uit komen. Ondanks of dankzij hun opvoeding.

Voor mij is ze een kanjer. Een stoere sterke vrouw die ook kwetsbaar durft te zijn. Die zich staande weet te houden in een compleet andere cultuur en zich regelmatig afvraagt of ze de juiste keuzes heeft gemaakt. En of ze nu juist waren of niet. Ze kijkt de consequenties ervan recht in de ogen.

Bij de supermarkt aangekomen zit Jonal weer als vertrouwd voor de deur met zijn accordeon. Ik vraag waar hij al die tijd geweest is. Met handen en voeten vertelt hij: ‘Drie maand …… Roemenië …… hopital….. operatie rug’. Hij ziet er goed uit. Kleiner, maar uitgerust.

Ik haal alvast boodschappen, inclusief een frikandelbroodje voor Jonal, en pin in de hal het salaris voor onze hulp. Op de terugweg loop ik het zonnetje tegemoet in een helder blauwe lucht en hoor ik de wind zachtjes suizen tussen de geel kleurende blaadjes van de wilgen.